Bij de echtscheiding wordt aan één van de partners soms meer toebedeeld dan waar hij/zij juridisch gezien recht op heeft. Een dergelijke overbedeling is in veel gevallen als een schenking aan te merken. Over de schenking moet de begunstigde ontvanger belasting betalen tenzij de ontvanger een beroep kan doen op de vrijstellingvan art. 33 sub 12 Successiewet. De vrijstelling kan worden gegeven indien met de schenking is voldaan aan een natuurlijke verbintenis. De definitie van de natuurlijke verbintenis staat in art. 6:3 lid 1 BW:
“Een natuurlijke verbintenis is een rechtens niet-afdwingbare verbintenis. Daarvan is sprake wanneer iemand jegens een ander een dringende morele verplichting heeft van zodanige aard dat naleving daarvan, ofschoon rechtens niet afdwingbaar, naar maatschappelijke opvattingen als voldoening van een aan die ander toekomende prestatie moet worden aangemerkt.”
De Rechtbank Zeeland-West-Brabant vernietigde op 5 september 2019 een aanslag schenkbelasting.
Bij de verdeling van de huwelijksgemeenschap in het kader van de echtscheiding was de woning aan de vrouw toebedeeld die daar samen met de kinderen zou blijven wonen. De vrouw had nauwelijks inkomen en besloten werd dat de vrouw aan de man geen vergoeding wegens overbedeling schuldig was. Partijen waren in gemeenschap van goederen gehuwd en hadden juridisch gezien ieder recht op de helft en de waarde van de woning. De vrouw werd dus overbedeeld en dat leverde in de ogen van de fiscus een schenking op waarvoor zij een aanslag ontving.
De rechtbank oordeelt of deze belastingaanslag in stand kan blijven. In het echtscheidingsconvenant staat opgenomen dat de man voldoet aan een natuurlijke verbintenis. Hij vindt dat het zijn dwingende morele en fatsoenlijke plicht is er zorg voor te dragen dat zowel zijn (ex)echtgenote als zijn kinderen in dezelfde woning kunnen blijven wonen.
Volgens de inspecteur is echter geen sprake van een natuurlijke verbintenis en de overbedeling van de woning is daarom een belaste schenking.
Bij een beroep op de vrijstelling bij schenking in het kader van een natuurlijke verbintenis, ligt de bewijslast bij de ontvanger. De vrouw moet in dit geval bewijzen dat er sprake is van een natuurlijke verbintenis. De rechtbank is van oordeel dat de vrouw in dit bewijs is geslaagd. Het bewijs ligt in de gezinssituatie. De vrouw is thuis gebleven voor de kinderen, terwijl de man voor het inkomen heeft gezorgd. De vrouw heeft zelf onvoldoende inkomen om met de kinderen in de woning te blijven wonen als zij de man moet uitkopen. Dat zou betekenen dat zij met de kinderen zou moeten verhuizen (naar 3-hoog-achter).
Het gaat er niet zozeer om wat partijen vinden, maar wat volgens maatschappelijke opvattingen moet worden aangenomen.
Mede gelet op de inkomenspositie van de vrouw, is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat naar objectieve maatstaven verondersteld kan worden dat de man door de schenking voldoet aan de op hem rustende verzorgingsverplichting aan de vrouw. De rechtbank kijkt daarbij zowel naar de behoefte en welstand van de man als van de vrouw. De rechtbank vernietigt de aanslag schenkbelasting en de vrouw heeft met succes een beroep op de vrijstelling schenkbelasting gedaan vanwege het voldoen aan een natuurlijke verbintenis (conform art. 33 sub 12 Successiewet).
De uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant is terug te vinden onder kenmerk: ECLI:NL:RBZWB:2019:4072