Alimentatie wordt vastgesteld op basis van behoefte en draagkracht. Het inkomen is bepalend voor de draagkracht. Wat nu als iemand zijn inkomen kwijtraakt? Dat betekent een wijziging van omstandigheden die in de meeste gevallen relevant genoeg is om wijziging van de alimentatie te vragen. Maar betekent dat dat je je baan kunt opzeggen om zo onder de onderhoudsverplichting uit te komen? Nee. Als er sprake is van inkomensverlies zal de rechtbank nagaan of het inkomensverlies verwijtbaar is en of het inkomensverlies voor herstel vatbaar is. Zo maakt de volgende uitspraak van het gerechtshof Den Bosch wederom duidelijk. Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 15 augustus 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:3035 In deze zaak ging het overigens niet om iemand die zelf ontslag had genomen, maar om een alimentatieplichtige die op staande voet was ontslagen omdat hij (herhaaldelijk) onder werktijd alcohol had genuttigd. De man had een zeer langdurige dienstverband bij de gemeente, wat - in verhouding tot de aard van zijn functie en opleiding - tot een relatief hoog uurloon had geleid en werd daarom niet in staat geacht om elders een dergelijk inkomen te verwerven. Het inkomensverlies was dus niet geheel voor herstel vatbaar. De man erkende ter zitting dat zijn strafontslag, en daarmee zijn inkomensverlies, in arbeidsrechtelijke zin verwijtbaar was. Het gerechtshof oordeelde dat de gevolgen voor rekening en risico van de man en niet de onderhoudsgerechtigde dienden te komen. Er was niet gebleken van een alcoholverslaving of dat de man onder behandeling was (geweest) en dus had hij het alcoholgebruik zelf in de hand en was het verwijtbaar. Vanwege het niet herstelbaar verwijtbaar inkomensverlies stelde het gerechtshof de draagkracht van de man vast aan de hand van een fictief inkomen, zijnde het inkomen dat de man voor zijn ontslag bij de gemeente verdiende. Daarbij nog wel de aantekening dat het rekenen met een fictief inkomen niet tot resultaat mag hebben dat de alimentatieplichtige bij voldoening aan zijn onderhoudsverplichting feitelijk niet meer over voldoende middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van zijn bestaan te voorzien. Bovendien mag het er in geen geval toe leiden dat het inkomen na voldoening van de partneralimentatie zakt beneden het niveau van 90% van de toepasselijke bijstandsnorm. mr. Lilian Scheepens |